DEN HAAG, Studenten studeren af met een toren-hoge studieschuld. Zo blijkt uit onderzoek. Een eerstejaars-student leent per maand gemiddeld 320 euro. Na vier jaar levert dit - in de meest weerzinwekkende vervoeging van het werkwoord leveren - een studieschuld op van minimaal 15.360 euro. Duizeling wekkende bedragen waarbij de moed je in de schoenen zakt en hoop op een toekomst plaats maakt voor wanhoop. En dan staat het woord ‘minimaal’ rijkelijk in de schaduw van het bovengenoemde bedrag. Is dit nodig, of kunnen we deze toekomst toch anders vorm geven?
Het zou niet mogen dat studeren gelijk staat aan het opbouwen van schuld, en het behalen van een diploma vervolgens het onderpand is van een vijftien jaar durende afbetaling. Uit niet beter weten is het voor lief nemen van deze schuld de enige uitweg. Wat leidt tot een financieel isolement van een enorme bevolkingsgroep, waarbij een auto tot woning niet wordt gekocht, het pensioensparen uitgesteld en de kinderwens tegen het licht van de studieschuld wordt gehouden. Noch sociaal, noch liberaal kon dit ooit bewust de bedoeling zijn. En als dit wel zo was, is het tijd voor mea culpa; Bekennen dat er er niet verder werd gedacht dan de neus lang was en het bij deze wel eens doen!
Want laat hier geen misverstand over bestaan: Studiefinanciering is noodzakelijk. Het bestaan ervan bevestigt het belang van studeren en het behalen van een diploma. De vorm waaronder deze studiefinanciering bestaat is wat er ter discussie staat.
Meer in het bijzonder hoe kunnen we deze puur financiële behandeling, met lening, schuld, rente en afbetalingstermijnen omzetten in een formule dat de student in staat stelt - na afstuderen - de gewenste borgsom te betalen om zich zo te bevrijden uit dit financiële isolement?
Voor een mogelijk antwoord hierop, trekken we een parallel met pensioen-opbouw en stellen we ons de vraag of we hier les uit kunnen leren. Meer bepaald de ongeschreven regel tot pensioensparen, waarbij het hebben van vastgoed ruilmunt is voor een financieel zorgeloze oude dag. Het begint met een starterswoning, daarna een woning met extra kamers, later een tuin, dan garage en als klapper komt de vakantiewoning er bij. Uiteindelijk kan je bij het intreden van die oude dag kleiner wonen en betalen de ingeleverde kubieke meters zich uit.
Maar hoe kunnen we deze parallel daadwerkelijk vormgeven. Belangrijk onderdeel hierbij is de huur die studenten maandelijks aan inhalige
Het zou niet mogen dat studeren gelijk staat aan het opbouwen van schuld, en het behalen van een diploma vervolgens het onderpand is van een vijftien jaar durende afbetaling. Uit niet beter weten is het voor lief nemen van deze schuld de enige uitweg. Wat leidt tot een financieel isolement van een enorme bevolkingsgroep, waarbij een auto tot woning niet wordt gekocht, het pensioensparen uitgesteld en de kinderwens tegen het licht van de studieschuld wordt gehouden. Noch sociaal, noch liberaal kon dit ooit bewust de bedoeling zijn. En als dit wel zo was, is het tijd voor mea culpa; Bekennen dat er er niet verder werd gedacht dan de neus lang was en het bij deze wel eens doen!
Want laat hier geen misverstand over bestaan: Studiefinanciering is noodzakelijk. Het bestaan ervan bevestigt het belang van studeren en het behalen van een diploma. De vorm waaronder deze studiefinanciering bestaat is wat er ter discussie staat.
Meer in het bijzonder hoe kunnen we deze puur financiële behandeling, met lening, schuld, rente en afbetalingstermijnen omzetten in een formule dat de student in staat stelt - na afstuderen - de gewenste borgsom te betalen om zich zo te bevrijden uit dit financiële isolement?
Voor een mogelijk antwoord hierop, trekken we een parallel met pensioen-opbouw en stellen we ons de vraag of we hier les uit kunnen leren. Meer bepaald de ongeschreven regel tot pensioensparen, waarbij het hebben van vastgoed ruilmunt is voor een financieel zorgeloze oude dag. Het begint met een starterswoning, daarna een woning met extra kamers, later een tuin, dan garage en als klapper komt de vakantiewoning er bij. Uiteindelijk kan je bij het intreden van die oude dag kleiner wonen en betalen de ingeleverde kubieke meters zich uit.
Maar hoe kunnen we deze parallel daadwerkelijk vormgeven. Belangrijk onderdeel hierbij is de huur die studenten maandelijks aan inhalige
huurbazen doneren. Driehonderd tot vijfhonderd euro, voor een kamer met raam. We stellen met andere woorden vast dat het gemiddeld geleende bedrag integraal in niet bedoelde diepe zakken verdwijnt en de student louter een tussenstation is.
Een situatie conform witwasmechanismen? Waarschijnlijk niet, want van scrupuleuze activiteiten - op laksheid na - zijn huisbazen niet te betichten. Toch domineert dit even alle gedachtes waarbij de student fungeert als snoepwinkel zonder klanten of leeg plein-cafe. Het doorsluisluik van studiegelden naar de verkeerde rekening.
‘Iedere student een bijbaan’ is dan een logisch gevolg van een systeem dat op deze manier zijn doel lijkt te missen. Want een stuk vloer is niet te eten en dat moet toch iedereen. Op de koop toe gaan politieke partijen langstudeerders boetes om de oren hangen en worden aanvullende beurzen afgeschaft. We staan duidelijk op een snijlijn tussen wat studeren ‘betekende’ en wat studeren nog ‘mag betekenen’ en dan vooral wat het de overheid nog mag kosten.
Liever niets en in het beste geval zo weinig mogelijk zo blijkt, wat de duimschroeven onnodig hard zal aandraaien. Zeker bij diegene die zelf voor zijn studie moet instaan. Studeren dreigt steeds meer bijzaak en de bijbaan hoofdzaak te worden. Een neerwaartse spiraal is in de maak, het wordt tijd om die om te keren!
Opstap
Om dit te bereiken is er een nieuw model nodig. Niet een hertekening links of rechts van het huidige model, maar een oorspronkelijk idee.
Als we hiertoe alle stukken bij elkaar leggen: inhalige huurbazen, studenten als financieel tussenstation, studie-financiering die volledig in vierkante meters ten gelde wordt gemaakt, de parallel met de pensioenopbouw en op de koop toe een vastgoedmarkt die onwrikbaar op de klippen af vaart, dan lijkt “financiëren met woningen” een zeer plausibel model.
Hierbij zal de overheid de huurbazen ontzien en rechtstreeks de student van onderdak voorzien.
Meer nog. In plaats van de huidige studiefinanciering, gemiddelde 15.360 euro, zal de overheid voor een gelijkaardig bedrag studenten met een "starterswoning" ondersteunen die contractueel hun bezit zal worden. Dit maakt van hen een eigenaar maar ook de verantwoordelijke voor de woning en zijn waarde. Dit is een belangrijk argument binnen dit betoog. Want de student wordt altijd afgeschilderd als een niet-verantwoordelijk persoon die
Een situatie conform witwasmechanismen? Waarschijnlijk niet, want van scrupuleuze activiteiten - op laksheid na - zijn huisbazen niet te betichten. Toch domineert dit even alle gedachtes waarbij de student fungeert als snoepwinkel zonder klanten of leeg plein-cafe. Het doorsluisluik van studiegelden naar de verkeerde rekening.
‘Iedere student een bijbaan’ is dan een logisch gevolg van een systeem dat op deze manier zijn doel lijkt te missen. Want een stuk vloer is niet te eten en dat moet toch iedereen. Op de koop toe gaan politieke partijen langstudeerders boetes om de oren hangen en worden aanvullende beurzen afgeschaft. We staan duidelijk op een snijlijn tussen wat studeren ‘betekende’ en wat studeren nog ‘mag betekenen’ en dan vooral wat het de overheid nog mag kosten.
Liever niets en in het beste geval zo weinig mogelijk zo blijkt, wat de duimschroeven onnodig hard zal aandraaien. Zeker bij diegene die zelf voor zijn studie moet instaan. Studeren dreigt steeds meer bijzaak en de bijbaan hoofdzaak te worden. Een neerwaartse spiraal is in de maak, het wordt tijd om die om te keren!
Opstap
Om dit te bereiken is er een nieuw model nodig. Niet een hertekening links of rechts van het huidige model, maar een oorspronkelijk idee.
Als we hiertoe alle stukken bij elkaar leggen: inhalige huurbazen, studenten als financieel tussenstation, studie-financiering die volledig in vierkante meters ten gelde wordt gemaakt, de parallel met de pensioenopbouw en op de koop toe een vastgoedmarkt die onwrikbaar op de klippen af vaart, dan lijkt “financiëren met woningen” een zeer plausibel model.
Hierbij zal de overheid de huurbazen ontzien en rechtstreeks de student van onderdak voorzien.
Meer nog. In plaats van de huidige studiefinanciering, gemiddelde 15.360 euro, zal de overheid voor een gelijkaardig bedrag studenten met een "starterswoning" ondersteunen die contractueel hun bezit zal worden. Dit maakt van hen een eigenaar maar ook de verantwoordelijke voor de woning en zijn waarde. Dit is een belangrijk argument binnen dit betoog. Want de student wordt altijd afgeschilderd als een niet-verantwoordelijk persoon die
ladder. De sport die bij gebrek er voor heeft gezorgd dat de vastgoedmarkt volledig in het slop is geraakt, maar nu de noodzakelijke opstap zal zijn.
Om dan tot slot nog maar te zwijgen over de bankgarantie die de overheid krijgt met deze woningen! Een garantie op terugbetaling dat in groot contrast staat met alle huidig uitstaande studiefinancieringen die men voor een groot deel nooit terug zal zien. Met andere woorden een win-win situatie die je als overheid onmogelijk kan negeren!
Wachtgronden
Zoals vaak geldt ook hier dat dit vastgoed-model staat of valt met zijn uitvoering. In wat volgt, wordt deze uitvoering illustratief onderbouwd door middel van drie bestaande modellen, die - bij elkaar opgetelt - het gewenste beeld opleveren.
Als eerste zijn er de “Containerdorpen” die onder de gratie van hun tijdelijk karakter groeien op braakliggende gronden aan de rand van steden als Amsterdam. Na verloop van tijd is de gratie op, worden ze afgebroken, om vervolgens op een andere lap grond opnieuw te verrijzen.
Het doel van deze dorpen was tweeërlei. Enerzijds het inkorten van de enorme rij op een betaalbare woning wachtende studenten. Anderzijds het ontzien van de traditionele huurmarkt die voor deze jonge huurders te verstikkend werkt.
De twaalf meter lange zeecontainers bieden soelaas. Deze zijn uitgerust met een douche, toilet, keuken, slaap- en zitkamer met balkon en voor iets meer dan 300 euro te huur. Dat de student op deze manier direct partner wordt met de overheid of wooncorporatie, is van beide doelstellingen de belangrijkste factor en ook de reden waarom deze dorpen als waardevolle illustratie voor het nog te ontwikkelen model worden aangedragen.
Echter, bij de vorm kunnen we een groot vraagteken plaatsen. Het niemandsland waar deze worden gebouwd, de manier van stapelen en de alomtegenwoordige tijdelijkheid van een container nemen niet de meest rooskleurige voorsprong op het wonen in troosteloze flatgebouwen.
Bovendien is een container ontegensprekelijk robuust en bunkerachtig waardoor het zeer onwaarschijnlijk is dat studenten zich voor deze woningen en het behoud ervan verantwoordelijk zullen maken. Het zijn aspecten die een schaduw werpen op de kwaliteit van dit initiatief en waardoor het wonen in deze dorpen niet altijd als een geschenk wordt gezien.
vervolg
Om dan tot slot nog maar te zwijgen over de bankgarantie die de overheid krijgt met deze woningen! Een garantie op terugbetaling dat in groot contrast staat met alle huidig uitstaande studiefinancieringen die men voor een groot deel nooit terug zal zien. Met andere woorden een win-win situatie die je als overheid onmogelijk kan negeren!
Wachtgronden
Zoals vaak geldt ook hier dat dit vastgoed-model staat of valt met zijn uitvoering. In wat volgt, wordt deze uitvoering illustratief onderbouwd door middel van drie bestaande modellen, die - bij elkaar opgetelt - het gewenste beeld opleveren.
Als eerste zijn er de “Containerdorpen” die onder de gratie van hun tijdelijk karakter groeien op braakliggende gronden aan de rand van steden als Amsterdam. Na verloop van tijd is de gratie op, worden ze afgebroken, om vervolgens op een andere lap grond opnieuw te verrijzen.
Het doel van deze dorpen was tweeërlei. Enerzijds het inkorten van de enorme rij op een betaalbare woning wachtende studenten. Anderzijds het ontzien van de traditionele huurmarkt die voor deze jonge huurders te verstikkend werkt.
De twaalf meter lange zeecontainers bieden soelaas. Deze zijn uitgerust met een douche, toilet, keuken, slaap- en zitkamer met balkon en voor iets meer dan 300 euro te huur. Dat de student op deze manier direct partner wordt met de overheid of wooncorporatie, is van beide doelstellingen de belangrijkste factor en ook de reden waarom deze dorpen als waardevolle illustratie voor het nog te ontwikkelen model worden aangedragen.
Echter, bij de vorm kunnen we een groot vraagteken plaatsen. Het niemandsland waar deze worden gebouwd, de manier van stapelen en de alomtegenwoordige tijdelijkheid van een container nemen niet de meest rooskleurige voorsprong op het wonen in troosteloze flatgebouwen.
Bovendien is een container ontegensprekelijk robuust en bunkerachtig waardoor het zeer onwaarschijnlijk is dat studenten zich voor deze woningen en het behoud ervan verantwoordelijk zullen maken. Het zijn aspecten die een schaduw werpen op de kwaliteit van dit initiatief en waardoor het wonen in deze dorpen niet altijd als een geschenk wordt gezien.
vervolg
men liever kwijt is dan rijk. Hierbij vergeet men dan even voor het gemak dat het verhuren van panden of de gangbare vooroordelen versus hun "soort" wel eens mede oorzaak kunnen zijn. Nu zal blijken dat, met dit kunstmatig opwerpen van verantwoordelijkheid en andere redenen, het “hebben van bezit” de sleutel is tot een welslagen van het hier voorgestelde model.
“Bezit” betekent dat de student weer ten volle regisseur wordt van zijn leven. Enerzijds is er geen sprake meer van mogelijke huurachterstand, prijsverhogingen of abrupte eindes van een huurcontract. Dit zou de juiste druk van de ketel halen. Anderzijds heeft de student zijn studie de tijd om alles op de rails te krijgen en is hij aan het einde van de rit - met of zonder één tot twee jaar tegenslag - van een schone financiële lei verzekerd. Op deze manier moet studeren opnieuw het grootste belang worden, wat toch de essentie van een onderwijssysteem hoort te zijn. Bovendien betekent “bezit van kubieke meters” ook macht. Dit is voor armen niet anders dan bij rijken en dus promoveert dit alle studenten tot belangrijke spelers op de woonmarkt; Voorgoed verlost van hun bijkomstige status die gestoeld is op de bedenkelijke toevalligheid dat een student ook moet wonen.
Na afstuderen zijn er twee mogelijkheden. Of men verkoopt zijn woning en betaalt hiermee de “studieschuld” terug - de meerwaarde wordt dan eigen kapitaal - of men groeit door, breidt de woning uit en neemt de lening voor lief. Dit laatste houdt in dat deze woningen modulair zijn, maar daar komen we later op terug. In ieder geval is er voor beide opties in het beste geval sprake van kapitaalvergroting en is in het slechtste geval de studieschuld verleden tijd. En dat is al heel wat!
Het betekent zoveel dat voortaan geen groep schulddragers maar kapitaalmachtigen zal afstuderen, die met groter gemak de stap naar een huur- of koopwoning kunnen maken. De huurbazen en eigenaars van koopwoningen - die eerst werden ontzien - komen zo terug in beeld. Nu wel met een maatschappelijke logica die wordt gerespecteerd.
Deze starterswoningen avant la lettré zijn dus meer dan een springplank, ze zijn ook de ontbrekende sport op de
“Bezit” betekent dat de student weer ten volle regisseur wordt van zijn leven. Enerzijds is er geen sprake meer van mogelijke huurachterstand, prijsverhogingen of abrupte eindes van een huurcontract. Dit zou de juiste druk van de ketel halen. Anderzijds heeft de student zijn studie de tijd om alles op de rails te krijgen en is hij aan het einde van de rit - met of zonder één tot twee jaar tegenslag - van een schone financiële lei verzekerd. Op deze manier moet studeren opnieuw het grootste belang worden, wat toch de essentie van een onderwijssysteem hoort te zijn. Bovendien betekent “bezit van kubieke meters” ook macht. Dit is voor armen niet anders dan bij rijken en dus promoveert dit alle studenten tot belangrijke spelers op de woonmarkt; Voorgoed verlost van hun bijkomstige status die gestoeld is op de bedenkelijke toevalligheid dat een student ook moet wonen.
Na afstuderen zijn er twee mogelijkheden. Of men verkoopt zijn woning en betaalt hiermee de “studieschuld” terug - de meerwaarde wordt dan eigen kapitaal - of men groeit door, breidt de woning uit en neemt de lening voor lief. Dit laatste houdt in dat deze woningen modulair zijn, maar daar komen we later op terug. In ieder geval is er voor beide opties in het beste geval sprake van kapitaalvergroting en is in het slechtste geval de studieschuld verleden tijd. En dat is al heel wat!
Het betekent zoveel dat voortaan geen groep schulddragers maar kapitaalmachtigen zal afstuderen, die met groter gemak de stap naar een huur- of koopwoning kunnen maken. De huurbazen en eigenaars van koopwoningen - die eerst werden ontzien - komen zo terug in beeld. Nu wel met een maatschappelijke logica die wordt gerespecteerd.
Deze starterswoningen avant la lettré zijn dus meer dan een springplank, ze zijn ook de ontbrekende sport op de